't Handboek JOTA-JOTI JOTA-JOTI logo

Home > Spelideeën > Torens pionieren > De Brownsea 66
« vorige volgende »

De Brownsea 66

Dit model werd ontworpen door de "Brownsea 66" groep te Rotterdam en gebruikt tijdens de JOTA van 1977. Het is een pionierstuk met een moderne vormgeving en doet het naast zijn taak als antennedrager ook uitstekend als "Blikvanger"

De constructie bestaat uit twee driepoten die aan de open zijden aan elkaar zijn bevestigd met steigersjorringen. Zes dwarsliggers houden de driestaanders uit elkaar en de toren wordt geschoord met drie tuipalen.



De werkwijze is als volgt:

1. Zoek de zes palen uit die drie staanders zullen gaan voor deze palen op barsten en scheuren. Let vooral op beschadigingen die dwars op de nerven van het hout staan, want er komt straks spanning op de palen. Hierdoor is de kans groot, dat er nieuwe lengtescheuren ontstaan. Kortom, gebruik zeer goede sjorpalen voor deze constructie.

2. Bevestig vervolgens steeds twee palen in elkaars verlengde aan elkaar met behulp van twee steigersjorringen per palenkoppel en verstevig de verbindingen met spieën. Let er op, dat de totale lengte van elke staander gelijk is.

3. De top en de voet van de toren wordt met achtvomige sjorringen gelegd. Werk daarbij steeds naar het uiteinde van de palen toe. Dat voorkomt onnodig doorhalen van de touwen. Denk aan het woelen tussen de palen door en aan het stevig afbinden om een van de palen met een mastworp.

4. De dwarsliggers worden vervolgens tussen de staanders gepionierd met kruissiorringen. De palen komen aan de buitenzijde van de staanders te liggen. De begin-mastworp komt op de dwarsligger want de druk op de siorring loopt in de richting van de dwarsligger. Let er op, dat de afstand tussen de staanders even groot wordt gehouden.

5. De toren kan afgetuid worden met tuilijnen die met piketten of met drie-op-een houvasten aan de bodem wordt bevestigd. In het ontwerp werd gebruik gemaakt van tuipalen, die net boven de eerste groep dwarsliggers aan de binnenzijde van de staanders werden vastgemaakt met kruissjorringen. Eventueel kan voor de bovenste bevestiging van elke tuipaal ook de diagonaalsjorring gebruikt worden want deze moet immers het wijken van de toren voorkomen.

6. Het overeind zetten van het gevaarte kan gebeuren met begulp van een giraf (zie de "Enkele Toren"). Het loodrecht zetten kan uitgevoerd worden met behulp van de schoorpalen. Het verdient aanbeveling om het voetstuk van de toren in te graven.

7. Deze toren is erg geschikt als drager van zwaardere antennetypes die met behulp van een paal langs de top nog hoger geplaatst kunnen worden.