't Handboek JOTA-JOTI JOTA-JOTI logo

Home > Verklarende woordenlijst > Callsign
« vorige volgende »

Callsign

Wie radioverbindingen maakt moet zich kunnen identificeren. Daarom hebben alle zendamateurs een unieke identificatiecode, de zogenaamde roepletters.

Prefix en Suffix

De roepletters van Nederlandse zendamateurs zijn opgebouwd uit twee gedeeltes. De eerste drie karakters (twee letters en een cijfer) vormen samen de prefix; de karakters die daarop volgen vormen samen de suffix. De aanvrager van een amateurvergunning heeft de mogelijkheid, binnen bepaalde regels, zelf zijn roepletters te kiezen.

Nederlandse prefixen die je kunt aantreffen zijn:

  • F-vergunninghouders; PA0 t/m PH9.
  • N-vergunninghouders; PD0 t/m PD9.

Vroeger kon je aan de roepletters herkennen welke machtiging iemand had. Iemand met PD0 of PD1 had een eenvoudig technisch examen gedaan en daarmee een D-machtiging gehaald. Iemand met PE0 of PE1 had een uitgebreid technisch examen gedaan en had een C-machtiging. PA0, PA2 en PA3 waren mensen met een met een A-machtiging, deze hadden al een C-machtiging en hadden daarbij een morseproef gedaan en minimaal 12 woorden per minuut gehaald. Haalde je de 12 woorden per minuut niet maar 8 woorden per minuut wel, dan kreeg je een B-machtiging, en als prefix PB0.

Bijzondere vergunningen worden toegekend aan onderwijs- en overige instellingen, verenigingsstations en bijzondere toestemmingen;

  • onbemande digitale stations (netwerken); PI1
  • onbemande repeaters in de 70 cm band; PI2
  • onbemande repeaters in de 2 meter band; PI3
  • verenigingsstations van radioamateurs; PI4
  • scholen; PI5
  • speciale evenementen; PI6
  • onbemande bakens; PI7
  • onbemande digitale stations (applicaties); PI8
  • verenigingsstations van niet-radioamateurs; PI9.

Ten behoeve van bijzondere experimenten en speciale evenementen kunnen prefixen met een willekeurig cijfer worden aangevraagd. Denk aan bijvoorbeeld PA6JAM, PA50JAM, PA100S, of PA2008NJ.